4031

Een boerendorp in de vroege Middeleeuwen

Europa in de Vroege Middeleeuwen

Klik hier voor het frame van de pagina

Boven: Een boerendorp in het Kootwijkerzand omstreeks 775 n. Chr. Achter het vennetje staan langs de wegen de boerenhoeven. Links ligt een weiland en rondom de akkers, tot waar de ontginning ophoudt en bos en heide beginnen. 

De dorpen lagen bijna altijd in de omgeving van een bos dat hout en twijgen leverde voor het bouwen van woonhuizen en voorraadschuren. De bijen zorgden voor honing en het wild bracht vlees op tafel. Bovendien kon men het vee er vrij laten rondlopen. In zo'n woud of op een uitgestrekt kaler gedeelte van Brabant lag een dorpje bijna verloren. Een kleine groep hutten en schuren met daartussen, binnen pallisaden, soms een wat grotere woning voor een aanzienlijke familie met meer grond en dus meer vee en voorraden. De wanden van alle huizen waren gemaakt van houten palen en vlechtwerk van twijgen, dichtgesmeerd met mest en leem. De daken waren van stro. Sinds de eerste boeren in ons land, bijna 5000 jaar eerder, was er in Brabant eigenlijk niet zo veel veranderd. De meeste dorpen waren vrijwel afgesloten van de buitenwereld. 

De boerderijen waren meestal langwerpig van vorm en lagen aan weerszijden van een onverharde weg. Bij sommige boerderijen waren schuurtjes gebouwd, waarin het graan werd opgeslagen. Deze schuurtjes stonden op palen, om de dieren ervan weg te houden. De erven rondom de boerderijen en ook de akkers waren omheind door een omrastering van palen met twijgen ertussen gevlochten. Daardoor kon het vee op het erf niet op de akkers komen. 

De huisjes waren klein. Ze leken nog veel op de huizen van de Germanen. De muren waren gemaakt van houten palen en gevlochten takken die met klei waren besmeerd. De daken waren van riet of van stro. De rook van het houtvuur ontsnapte door een rookgat aan de zijkant van het dak. Het huis had wel een deur, maar geen ramen. De vloer bestond uit aangestampte aarde. In de huisjes was vaak maar één vertrek. Daarin woonden de mensen, samen met de kippen, de honden en de katten. 's Winters was dat ook de stal voor de geiten en de koeien. De vloer bestond uit aangestampte aarde met daarop een laag stro. In het vertrek stonden een houten tafel, gemaakt van planken en schragen, een ruwe houten bank en een bankkist om de kleren in op te bergen. In een hoek van het huis lag een bed van varens en heide op de grond. Tijdens het eten zaten de vader en moeder op de bank en stonden de kinderen. Ze aten uit houten nappen, die aan de binnenkant met hars waren bestreken. Iedereen at met zijn handen, maar voor pap en soep gebruikte men lepels. Vader had ook nog een mes. Daarmee sneed hij het vlees. In de hut was het meestal erg vochtig. Er kwam bovendien ook maar weinig frisse lucht naar binnen. 

De dorpsbewoners moesten zelf voor voedsel, kleding en brandstof zorgen. Alles moest uit de omgeving van het dorp komen. Vlak bij de huizen lagen groentetuintjes, waarop erwten en bonen groeiden. Vaak stonden er ook wat fruitbomen in. Rondom het dorp lag het bouwland. Hier groeide rogge, tarwe en gerst. Voorbij het bouwland lag een strook woeste grond met grasland, kreupelhout en bos. Deze woeste dorpsgrond leverde varens en heide voor de bedden, hout en turf. Hier graasden ook de koeien en de schapen. Ze werden bewaakt door de dorpsherder. 
In het bos zochten de kinderen vaak naar zoete bessen. Ze werden in de keuken in plaats van suiker gebruikt. In het bos snuffelden ook de dorpsvarkens rond, op zoek naar eikels en kastanjes. Deze dieren leverden vlees, spek en leer. Van het leer werden schoenen, tassen en gordels gemaakt. De boeren hadden het in die tijd vaak niet gemakkelijk. Maar toch hadden ze ook vaak plezier. het snelst of het handigst was. 

Als er in de buurt een jaarmarkt werd gehouden, liet iedereen zijn werk in de steek om inkopen te doen en te feesten. Iedereen at en dronk dan zoveel hij kon. Ook op feesten (vaak ter ere van een of andere heilige) werd er flink gedronken en gedanst, terwijl de feestvierders elkaar voor de gek probeerden te houden. Er waren dan vaak ook wedstrijden, waar de jongens en mannen van het dorp konden laten zien wie het sterkst, 

Met de hygiëne namen de boeren het niet zo nauw. Wassen deden de boeren zich vrijwel nooit. Vaak hadden zij zweren en huiduitslag. Ze wisten niet dat je je moest wassen om gezond te blijven. Bovendien bestond er toen ook nog geen zeep. Geen wonder dat veel baby's en kinderen heel jong dood gingen. Maar ook hun ouders stierven jong. Iemand van 40 jaar was al oud en vrouwen van boven de 50 jaar kwamen bijna niet voor. Veel vrouwen stierven bij de geboorte van een kind. Omdat de huizen en gebouwen vrijwel geheel waren opgetrokken uit hout, twijgen, leem, riet en stro, zijn er weinig sporen van nagelaten in de bodem. Toch zijn er enkele dorpen uit de Karolingische tijd opgegraven, zoals Kootwijk. 

Bij dit dorp lagen de huizen en erven aan weerszijden van een onverharde weg, die dwars door het dorp voerde. De lengte van de huizen varieerde van 17 tot 25 meter, de breedte van 6 tot 8 meter. Ze hadden een bootvormig grondpatroon. De palen die het dak droegen, stonden buiten rondom lichtgebogen wanden. Hierdoor ontstond er binnen één grote ruimte zonder dakpalen. Bij sommige boerderijen had men schuren of spiekers (graanopslagplaatsen) op palen gebouwd. Die palen versperden voor de dieren de weg naar het graan. Ook heeft men enkele half in de bodem uitgegraven huisjes of hutkommen gevonden. Ze waren ca. 3 meter lang en het dak ervan liep aan de zijkant door tot aan de grond. Deze gebouwtjes werden gebruikt als opslagruimte of werkplaats. Ook heeft men waterputten gevonden. 

De erven rondom de boerderijen en ook de akkers waren omheind door een afrastering van palen met vlechtwerk van twijgen ertussen. Deze omheiningen voorkwamen dat het vee of de wilde dieren zich te goed zouden doen aan de gewassen op de velden. Bij de woningen vond men enkele ijzeren sikkels en ploegscharen voor een eergetouw. Ook vond men tuitkannen, kogelpotten en van elders aangevoerd aardewerk. Van het eenvoudige meubilair uit deze tijd is vrijwel niets bewaard gebleven. 

Uit afbeeldingen in manuscripten weten we echter hoe het eruit heeft gezien. Naast landbouw en veeteelt werden thuis allerlei ambachten uitgeoefend, vooral spinnen en weven.

laatst bijgewerkt: 05-10-03

colofon